De bezetting van België stelde de Duitsers organisatorisch voor zware problemen. Eén ervan was het afsluiten van de 450 kilometer lange grens met het neutrale Nederland. Tijdens de eerste chaotische oorlogsweken vluchtten honderdduizenden radeloze Belgen over die grens de vrijheid tegemoet. Een groot gedeelte is snel teruggekeerd, maar velen bleven in het buitenland. Sommigen bleven in de buurt van de grens en vervulden een rol in velerlei vaderlandslievende activiteiten: het overbrengen van oorlogsvrijwilligers, spionage, clandestiene brievensmokkel en het smokkelen van schaarse producten. Vooral voedingswaren, petroleum en zeep waren in het bezette België steeds moeilijker te verkrijgen. Hoewel de bezetter de grens probeerde af te sluiten met schildwachten en versperringen over de hoofdwegen, bleek die in de praktijk een zeef. Eind 1914, begin 1915 besliste de Duitse militaire overheid de hele grens langs Belgische zijde af te sluiten met een draadversperring onder stroom. Hiervoor werden over de hele grenslijn stroken grond vrijgemaakt, bossen gekapt en huizen ontruimd. De Duitse Pioniere – genietroepen – spanden drie rijen draad met een tussenruimte van enkele meters. De middelste zetten ze onder stroom. Duitse militairen – meestal oudere soldaten die niet meer geschikt waren voor de actieve dienst aan het font – liepen onafgebroken de wacht.
De meeste inwoners van België en Nederland waren niet vertrouwd met elektriciteit. Onmiddellijk na de inwerkingstelling in juli 1915, vielen de eerste doden. De elektrieken draad of Dodendraad zou naar schatting 1000 dodelijke slachtoffers eisen, vooral Belgen maar ook Duitsers en Nederlanders. Op de drukste wegen installeerde de bezetter doorgangspoorten die streng werden bewaakt, zoals in Kieldrecht tussen de Belgische en Nederlandse Kouter en in Prosperpolder in de Carolusstraat. Op wisselende tijdstippen openden de wachters de poorten om personen in het bezit van een Passierschein of een tijdelijke toelating doorgang te geven of handelaars in staat te stellen koopwaar aan te bieden. Zo geraakten geheime boodschappen of zelfs geld samen met een handvol in kranten verpakte garnalen de grens over. Daarnaast organiseerden smokkelbendes en spionagegroepen op grote schaal het overbrengen van inlichtingen, mensen, vee, boter, petroleum, vlas enzovoort. Om over de draad te geraken deden ze beroep op passeurs of grensgangers die de streek en de gewoontes van de wachtposten goed kenden. Hoe dan ook waren dit levensgevaarlijke ondernemingen. Wie opgepakt werd, werd meestal terechtgesteld. Onmiddellijk na de wapenstilstand op 11 november 1918 slechtten de grensbewoners de draad vrijwel onmiddellijk. Samen met deze fysieke relicten verdween de Dodendraad lange tijd uit het collectieve geheugen.
In de eerste septemberdagen van 1915 komt aan de elektrische draadversperring bij de Engelbertushoeve in Prosperpolder de twaalfjarige René Amedé Verley om. Over de oorzaak tasten we in het duister. Pastoor Van Haelst van Prosperpolder noteert in zijn dagboek dat de jongen geëlektrocuteerd is. Cyriel Vlaeminck vermeldt in zijn publicatie over het Etappengebied in België uit 1921 dat de jongen neergeschoten werd. De officiële Duitse versie houdt het op een ongeluk. Het lichaam van de jongen wordt op 8 september vrijgegeven. Zijn overlijden wordt op 9 september geregistreerd in de Burgerlijke Stand van Kieldrecht.
Uit: Smokkelwaar, tentoonstelling n.a.v. de herdenking van de Eerste Wereldoorlog april-mei 2016 in het kasteel Cortewalle te Beveren.
Tekst: Archief en Erfgoed, gemeente Beveren.